словарь польский - нидерландский

język polski - Nederlands, Vlaams

sprzatac на голландском языке:

1. schoonmaken schoonmaken


Ik ben aan het schoonmaken.
Wie gaat er vanavond schoonmaken?

2. opruimen opruimen


Ik zou die kamer moeten opruimen.
Wat ben je aan het doen? Ik ben aan het opruimen.