словарь польский - нидерландский

język polski - Nederlands, Vlaams

but на голландском языке:

1. de schoen de schoen



Нидерландский слово "but«(de schoen) встречается в наборах:

9/1 Wat ga je aan doen?
rzeczowniki/zelfstandige naamwoorden
DE HERENKLEDING 2
Lekcja 25-26
Niderlandzki moduly

2. schoen schoen


Wie de schoen past, trekke hem aan.
De schoen knelt.
Van het gat in de kous weet alleen de schoen.