Czasowniki nieregularne część 1

 0    30 карточки    Monika Cz.
скачать mp3 Печать играть Проверьте себя
 
Вопрос Ответ
piec
начать обучение
bakken, bakte, gebakken
wygnać
начать обучение
bannen, banden, gebannen
naprezyc, nagiąć
начать обучение
spannen, spande, gespannen
żałować, ubolewać
начать обучение
spijten, speet, gespeten
rozszczepiać
начать обучение
splijten, spleet, gespleten
podarować; nalać
начать обучение
schenken; schonk; geschonken
błyszczeć; lśnić
начать обучение
glimmen; glom; geglommen
być podobnym; wydawać się
начать обучение
lijken; leek; geleken
chwycić; złapać
начать обучение
grijpen; greep; gegrepen
ciągnąć; rwać; wyruszyć
начать обучение
trekken; trok; getrokken
cierpieć
начать обучение
lijden; leed; geleden
czytać
начать обучение
lezen; las; gelezen
dać; podać
начать обучение
geven; gaf; gegeven
stąpać
начать обучение
treden; trad; getreden
dmuchać
начать обучение
blazen; blies; geblazen
dostać
начать обучение
krijgen; kreeg; gekregen
brzmieć
начать обучение
klinken; klonk; geklonken
golić
начать обучение
scheren; scheerde; geschoren
gryźć
начать обучение
bijten; beet; gebeten
gwizdać
начать обучение
fluiten; floot; gefloten
iść
начать обучение
lopen; liep; gelopen
jeść
начать обучение
eten; at; gegeten
jeździć
начать обучение
rijden; reed; gereden
kapać
начать обучение
druipen; droop; gedropen
kazać; rozkazać
Kazał mi natychmiast wyjść z pokoju.
начать обучение
bevelen; beval; bevolen
Hij beval mij de kamer onmiddellijk te verlaten.
kląć
начать обучение
schelden; schold; gescholden
kłamać
начать обучение
liegen; loog; gelogen
uprawiać miłość
начать обучение
vrijen; vrijde; gevrijd
kopać; grzebać
начать обучение
graven; groef gegraven
kręcić
начать обучение
spinnen; spon; gesponnen

Вы должны войти в свой аккаунт чтобы написать комментарий.